Jan Mankes werd op 15 augustus 1889 geboren te Meppel als zoon van Beint Mankes, rijksambtenaar bij de belastingdienst, en Jentje Hartsuiker. Hij ging in 1902 naar de hbs in Meppel maar hield dat voor gezien toen het gezin in 1904 naar Delft verhuisde. In die periode werkte hij als leerling bij de glasschilder J.L. Schouten en volgde hij een avondopleiding aan de Academie voor Beeldende Kunsten in Den Haag. Hij begon met het schilderen van vogels en nesten in de duinen van Den Haag en omgeving. Van 1909 tot 1915 woonde Mankes met zijn ouders in Het Meer, een buurtschap gelegen tussen Heerenveen en de dorpjes Benedenknijpe en Bovenknijpe. Hier ontwikkelde hij zijn liefde voor de natuur verder en maakte hij veel van zijn beste werken. Een van zijn topstukken is het schilderij van de Woudsterweg. Langs deze weg, gelegen tegenover het huis van zijn ouders, liep hij dagelijks naar het Oranjewoud.
In 1913 leerde hij Anne Zernike kennen, een theologe en de eerste vrouwelijke predikant van Nederland in Bovenknijpe. Hij trouwde in 1915 met haar, waarna ze een tijdje in Den Haag woonden. In 1916 verhuisden ze naar Eerbeek in Gelderland omdat ze dachten dat die bosrijke omgeving goed zou zijn voor Mankes, die inmiddels aan tuberculose leed. In deze periode woonde hij ook enkele maanden in Nunspeet. In 1918 werd hun zoon Beint geboren, vernoemd naar Jans vader. Mankes was erg ziek en lag veel in bed; wanneer het iets beter ging werkte hij onafgebroken. In 1920 overleed hij aan zijn ziekte, toen hij 30 jaar oud was. Hij werd begraven in Eerbeek.
[Bron: Wikipedia]